Feliz Navidad y Prospero Año!
Vanuit een warm, mooi en indrukwekkend Zuid-Amerika willen wij jullie allemaal een gezellig Kerstfeest wensen en een KNALLEND en vooral LIEFDEVOL 2011!!
Een dikke kerstknuffel van ons!
Unboliviable
Onze busrit naar de hoofdstad van Bolivia, La Paz, gaat gepaard met afspraken die niet nagekomen worden, uren wachten voor de grens om vervolgens deze ontzettend hectische grens naar
Bolivia over te steken en daar weer uren te wachten om uiteindelijk in La Paz aan te komen. Onderweg neemt de bus, alsof het niets is, ook nog een illegaal meisje mee die meer op de wc verstopt zit
dan op haar stoeltje. Een typisch gevalletje van aanpassen en je ogen uit kijken...
Beklimming van de Huayna Poto'netnie'
Eenmaal een 6000er beklimmen
stond nog op ons ‘to-do' lijstje voor de komende maanden. Vol goede moed kozen wij dan ook de Huayna Potosi, net buiten La Paz, van 6088 meter hoogte uit om te bedwingen. In twee dagen zouden wij
dit klusje moeten klaren. In de vroege ochtend krijgen we bij het kantoor de materialen uitgedeeld en de verwachte 8 kilo die het kantoor zei dat we zouden krijgen werden er uiteindelijk 20(!). De
backpack zat volledig vol met helm, crampons, klimgordel, bergschoenen, ijsax en een dikke broek en jas. Tijdens de rit naar het Basecamp op 4700 meter zagen we de immense berg al voor ons
opdoemen. Vanuit Basecamp vertrokken we, bepakt en bezakt, naar High Camp op 5130 meter. Op hoogte lopen is al vermoeiend, laat staan met een ontzettend zware rugzak op de rug. Na de 5000 meter
wordt de lucht een stuk ijler en ademen is ineens niet meer zo vanzelfsprekend. Toch liepen we in straf tempo door en kwamen we na 1,5 uur bikkelen bij High Camp aan.
We hebben de Huayna Potosi vervloekt en weten nu precies wat keer op keer stukgaan is want rond de 5600 meter konden we geen voet meer voor de andere zetten. Alle zuurstof en energie was letterlijk uit onze benen gezogen. Konden we de Kennedymars en de Vierdaagse nog op wilskracht en karakter volbrengen, tegen deze berg viel niet op te boksen. Tot de 5700 meter hebben we het bikkelend en keer op keer vallend geprobeerd maar toen daarna zo'n steil stuk voor ons opdoemde hielden we het voor gezien! Met de benen volledig verzuurd maar het hoofd nog vol doorzettingsvermogen hebben we toch moeten inzien dat deze berg er net één teveel is voor ons. De 6000 meter grens hebben we helaas niet gehaald maar met 5700 meter zijn we ook tevreden. Op de terugweg zien we een schitterende zonsopkomst en daarnaast zien we ook de weg die we die nacht gelopen hebben en we kunnen één ding zeggen; wat zijn wij blij dat we dit niet van tevoren geweten hebben want vaak liep je over richels van nog geen meter breed en sprong je over diepe afgronden! Terug in de refugio op 5130 meter duiken we meteen onze slaapzak in om even op krachten te komen. Helaas moeten we dezelfde weg met dezelfde bepakking *niet echt een pretje als je net een verschrikkelijk zware nacht gehad hebt om dan met 20 kilo op je rug te wandelen* terug. Totaal afgemat komen we rond het middaguur in het hostel in La Paz aan. Ondanks dat we de top van de Huayna Potosi niet gehaald hebben kijken we met een voldaan gevoel terug op deze onvergetelijke tocht. Dit was duidelijk een geval van ‘een berg te ver' (of te hoog).
Picknicken en bitterballen in Sucre
Keer op keer vertrokken we vroeg in de morgen naar het vliegveld in La Paz om, daar aangekomen, te horen dat de Bolivianen het vliegveld bezet hielden. Na een aantal dagen bijkomen, uitzieken en afwachten tot de stakingen in de pampas over zouden gaan besloten we om La Paz toch te gaan verlaten vanwege ons strakke reisschema tot aan Kerst. Met een prima nachtbus waarin we de enige toeristen waren, kwamen we in Sucre aan. Sucre is een mooie, witte koloniale stad en tevens de regeringshoofdstad van Bolivia. Door de onzekerheid van het wel en niet doorgaan van de pampastour doen we in Sucre ook niet zo veel op het eten van bitterballen in een Nederlandse kroeg *die het bij lange na niet haalden bij de echte Nederlandse bitterballen* en picknicken in een park na. Tijdens ons middagje in het park geven we een aantal straatkinderen wat te eten en drinken en beseffen we dat het probleem ‘straatkind' nergens zo groot is als in Bolivia. Heel sneu maar hierdoor hebben wij wel een doel voor 2e kerstdag in Buenos Aires....
De mijnen van Potosi
De enige reden dat we naar de hoogstgelegen stad ter wereld (4060 meter boven zeeniveau) vertrokken zijn, zijn de mijnen van Potosi. In de jaren '60 was Potosi de rijkste stad van Zuid-Amerika vanwege alle kostbare mineralen die in deze Cerro Rico (Rijke berg) verscholen zaten. In deze mijnen zijn nu nog maar 185 mijnwerkers actief en jaarlijks overlijden er 30 tot 33 aan de gevolgen van instorting, zwarte longen of vanwege het feit dat ze zoveel giftige gassen inademen. Gemiddeld worden de mijnwerkers niet ouder dan 55 jaar en met dit gegeven gingen wij, uitgerust met jas, broek, laarzen, helm en hoofdlamp, de mijnen in voor ruim 2 uur. Het gevoel dat je krijgt in de mijnen is een combinatie van angst, adembenemend (letterlijk vanwege alle stof en gruis dat je inademt) en ontzag voor het ontiegelijk zware werk dat de mijnwerkers leveren. Elke mijnwerker werkt voor een ‘member'; een soort baas. Afhankelijk van deze member zoeken de mijnwerkers naar zilver, zink of tin waarbij zilver duidelijk het meeste oplevert: 100 gram zilver levert de mijnwerker $31 op.
Voordat wij de mijn ingingen zijn we eerst op een soort mijnwerkersmarkt spullen voor de arbeiders gaan kopen. Van dynamiet (dit hebben ze nodig om zich een weg te banen door het harde gesteente in de berg) en handschoenen tot frisdrank, alcohol en vooral cocabladeren. Vooral deze cocabladeren zijn voor de mijnwerkers van levensbelang; deze zorgen ervoor dat het werk draaglijker wordt, de mijnwerkers zich niet vermoeid voelen en geen honger hebben. Het beste effect van deze cocabladeren wordt gecreëerd wanneer men ongeveer 200 tot 300 cocabladeren in één keer in de mond kauwt. Vandaar dat je de mijnwerkers met van die enorme wangen ziet werken.
En dan is het tijd om zelf de mijn in te gaan. Onze gids, Daniel van 26, heeft zelf 3 jaar in de mijnen gewerkt maar wilde hier niet sterven *in totaal zijn er meer dan 8 miljoen (!) mijnwerkers gestorven in 208 jaar tijd* vandaar dat hij nu gids is. Al snel leidt hij ons naar het zogeheten 2e niveau via nauwe en bijna claustrofobische doorgangen. Al kruipend en glijdend op de kont worstelen we er ons doorheen en komen we ongeveer 15 meter lager in een enorm stoffige ruimte terecht waar het en heet is en ademen bijna niet gaat. Erg benauwend... Niet veel later klauteren we verder naar niveau 3 en hier zien we de mijnwerkers echt aan het werk; duwend achter enorme karren volgeladen met stenen (volgeladen een gewicht van 2 ton), ‘muren' stuttend tegen instorting en puin wegruimend om zo verder te kunnen bikkelen in de hoop zilver tegen te komen. Gijs helpt de mijnwerkers nog mee omdat ze teveel puin op de rails hebben liggen en zo de karren met stenen er niet door kunnen.
We geven de mijnwerkers het dynamiet en het eten en drinken dat we gekocht hebben voordat we verder gaan naar het 4e niveau waar we een mijnwerker met de hand beetje bij beetje hard gesteente zien wegbikken. In 3 of 4 uur tijd kunnen ze een stukje van ongeveer 40 centimeter wegbikken. Kun je nagaan hoelang het duurt voordat ze zich een weg gebaand hebben naar wat voor hen hopelijk een nieuwe ‘ader' is; een lang stuk gesteente waar zilver verborgen zit. Ongelofelijk wat een zwaar werk die mannen doen (ook dit probeert Gijs nog even) onder erbarmelijke omstandigheden. De meeste mijnwerkers zijn boeren en werken naast hun boerenbestaan in de mijnen, 8 tot 10 uur per dag en verdienen hiermee ongeveer 100 Bolivianos (iets meer dan €10) per dag!!
Tot slot brengen we een bezoekje aan El Tio, de God van de mijnwerkers. In deze mijn staan er ongeveer 5 en de mijnwerkers vereren deze God echt. Deze God moet ervoor zorgen dat er geen ongelukken in de mijnen gebeuren en tevens moet hij er voor zorgen dat er genoeg zilver gevonden wordt. Elke vrijdag gaan alle mijnwerkers langs deze Tio en brengen ze alcohol, sigaretten en cocabladeren mee om hem tevreden te stellen. Onze gids gelooft er zelf niet in maar de meeste mijnwerkers werken al 20 tot 30 jaar in de mijnen en zijn hier in gaan geloven als laatste beetje hoop. Eén keer per maand wordt er een lama geslacht en wordt de ingang van de mijn met het bloed van de lama besmeurd als offer aan El Tio. Op die manier hopen de mijnwerkers dat El Tio niet het bloed van de mijnwerkers zal nemen.
Na dik 2 uur staan we weer buiten en ademen we met volle teugen de frisse lucht in. Voor ons was het maar 2 uur onder de grond op ongeveer 50 meter diepte maar de ontmoeting met de mijnwerkers (jong en oud) heeft een onuitwisbare indruk op ons achter gelaten. Na de mijnen krijgen we nog een korte explosiedemonstratie en bekijken we nog snel een fabriek, waar ze uit het gesteente het zilver winnen. Bij terugkomst in het hostel ruiken/stinken we naar de mijnwerkers als we onder de douche stappen en eens te meer beseffen we dat zo'n onmenselijk werk in Nederland al lang niet meer gedaan wordt...
Het lange wachten wordt beloond...
We hebben er dagen op gewacht en honderden kilometers voor omgereisd maar eindelijk was het op 14 december dan toch zo ver. In een 19-persoons vliegtuigje vliegen we over het Amazonegebied naar de pampas van Rurrenabaque. Het is bijna mogelijk om de boomtoppen aan te raken zo laag vliegen we over tijdens de vlucht van nog geen 45 minuten. Eén nachtje slapen we in Rurrenabaque want 's morgens vroeg begint onze 3-daagse pampastour. Allereerst met zijn tweeën lekker krap op één stoel zitten in een 4x4 en dat voor ruim 3 uur om in de diepe Amazone aan te komen. Vanuit hier springen we, samen met ons gezellige groep van 7 Britten, in een gammel houten bootje dat ons in nog eens 3 uur verder de Amazone in brengt.
Dit boottochtje op zich is al spectaculair omdat de Amazone hier laat zien wie er de baas is... Geen ronkende motoren, vervuiling door uitlaatgassen maar de ene na de andere alligator die op de kant ligt te chillen. Naast de vele indrukwekkende alligators zien we ook capibara's *het grootste knaagdier ter wereld*, reigers, cappuccinoaapjes, schildpadden en verschillende soorten ondefinieerbare vogels. Wat een begin van onze pampastour!
We overnachten twee dagen in een ecolodge waar we slapen in kleine bedjes inclusief muskietennetten. De eerste avond gaan we op nachtsafari en zien we de ogen van de alligators oplichten met onze zaklampen. Gelegen in het water liggen ze op hun prooi te wachten terwijl wij ze tot op nog geen meter afstand benaderen. Helaas zien we niets spectaculairs gebeuren maar wanneer we aan willen meren blijkt er achter ons een gevecht gaande te zijn tussen een zwarte kaaiman *de grotere en agressievere versie van een alligator* en een baby alligator.
De tweede dag trekken we 's morgens de kaplaarzen aan en ploeteren we ruim drie uur door de pampas. Vooral voor Siets worden het natte voeten want haar laarzen zitten vol met gaten. Niet echt heel prettig als je door moeras, water en modder loopt. Tijdens deze wandeling is het hoofddoel het spotten van de anaconda maar we worden ook nog eens getrakteerd op tig alligators in het water en een erg agressieve kaaiman van 6 meter op nog geen twee meter afstand...
Onze drie gidsen banen zich een weg door de drassige pampas als één van hen een sein geeft dat hij een anaconda gevonden heeft. Heldhaftig als iedereen is rennen we op het beestje *van 3 meter* af en maken de ene na de andere foto. De anaconda is een wurgslang die met gemak een kleine capibara naar binnen kan werken (en die zijn niet al te klein kunnen wij je vertellen). Na de lunch is het plan om met de pink dolphins te gaan zwemmen maar het is meer zwemmen en de dolfijnen bevinden zich ook ergens in hetzelfde water *en de alligators die fijn vanaf de kant toekijken hoe iedereen in het water ligt*
De laatste dag staat in het teken van piranha vissen. Heerlijk primitief met alleen een visdraad en wat koeienvlees proberen we de gevaarlijke vissen te vangen in de brandende zon. Helaas vangt onze gids er meer dan wij met zijn 9-en bij elkaar maar grappig is het wel. Na de lunch is het tijd om de spullen al weer te pakken, voor de laatste keer in de boot te springen en naar de bewoonde wereld terug te varen en later te rijden. Gelukkig is in Bolivia alles mogelijk en na even met een medewerkster van Amaszonas gepraat te hebben kunnen we op een eerdere vlucht mee. We vliegen tussen twee bergen door en omdat we bij de piloten in de cockpit kunnen kijken knijpen we ‘m wel een aantal keren als we een berg voor ons zien opdoemen. De landing is even spectaculair want de piloten krijgen het voor elkaar om tijdens het maken van een bocht het toestel weer veilig op de grond te zetten. En zo komt er een mooi einde aan onze indrukwekkende en mooie pampastour.
De komende drie dagen zullen we drie verschillende landen doorkruisen om net voor Kerst bij de beroemdste en grootste watervallen ter wereld aan te komen, de Iguazu-watervallen, waarna we Kerst en Oud & Nieuw zullen gaan vieren in de hoofdstad van Argentinië, Buenos Aires.
In het spoor van de Inca's
Op de dag dat we nog precies 100 dagen te gaan hadden maakten wij ons op voor 5 busritten die ons in 37 uur naar Centraal Peru, Huaraz, brachten. Ons tweede bezoek aan Peru staat volledig
in het teken van hiken, hiken en nog meer hiken maar ook het weerzien met Vicky en Rachel en geven we de straatkinderen in Cusco een leuke dag.
These boots are made for walking
Voor één van de weinige keren
besluiten we met een privébus de bergen van Huaraz in te trekken en dat is maar goed ook. De weg is net een kartbaan; de auto's halen de gekste kapriolen uit om de gaten in de weg te ontwijken en
het tweede deel van de drie uur hobbelende rit wordt nog erger. We moeten ons echt vasthouden aan de stoelen om niet met het hoofd tegen het dak aan te vliegen, zo slecht is de weg naar de
Cordillera Blanca. Even geen Andesgebergte voor ons maar besneeuwde bergtoppen richting het doel van vandaag; Laguna 69. Na het passeren van een baby, moeder en vadermeer komen we aan bij de start
van de trekking. Samen met een Belgisch stel en een Zuid-Koreaanse beginnen we aan de drie uur durende klim naar een hoogte van 4600 meter. Dat we weer op hoogte *3900 meter* zitten is goed te
merken aan ons wandeltempo en de hoeveelheid (geen) lucht die we krijgen.
Een beetje liefde...
Ruim 29 uur bussen later komen we in dé Incastad van Peru aan: Cusco. De komende dagen zitten we in het Yamanya Hostel, een supermooi en nieuw hostel waar we ons voorbereiden op de 4-daagse Inca-trail. Cusco is een ontzettend mooie maar ook erg toeristische stad; op elke vierkante meter wordt gevraagd of we een massage, een Inca-trail (die was toch al maanden tevoren volgeboekt?!) of een ‘menu del dia' willen. Nee, wij willen vrijwilligerswerk doen! We hadden in de planning om dit 2 dagen te doen maar aangezien de vrijdag ‘lesdag' is en wij *gezien onze ervaringen met lesgeven in Vietnam* hier geen zin in hebben, gaan we voor één dag vrijwilligerswerk in een klein dorpje gelegen in de ‘Sacred Valley' ten noorden van Cusco. Hier zouden we in een kleine community wat constructiewerkzaamheden gaan verrichten maar zoals nergens op de wereld iets gestructureerd verloopt (behalve in Nederland dan) bleek bij aankomst dat ze een ander programma in petto hadden voor ons. Geen getimmer en gesjouw met balken e.d. maar het vermaken van 50 (straat)kinderen! Omdat de ouders bijna de hele dag werken of gewoon weg zijn krijgen de kinderen nauwelijks aandacht van hun ouders. Dit was meteen te merken toen de poort van de community openging en de kinderen ons letterlijk besprongen. Ruim vier uur lang puzzelen we, spelen we spelletjes, leren we ze Engels, voetballen en rennen we met ze en leren we ze wat acrobatische kunsten met pijn in de rug voor ons als gevolg. Het enige wat de kinderen willen is een knuffel, een aai en een beetje aandacht. En aan de pretoogjes van de kinderen zijn we daar gelukkig in geslaagd. Eens te meer beseffen we dat het in Nederland allemaal goed geregeld is en ook al krijgt niet ieder kind in Nederland de aandacht die het verdiend maar zo slecht als de kinderen hier, nee, dat niet in Nederland... Samen met de andere vrijwilligers en de kinderen lunchen we voordat we tegen het einde van de middag de bus terugpakken naar Cusco en ondanks dat we gekomen waren voor het zwaardere werk gaf dit ons misschien nog wel meer voldoening. De smerige maar oh zo vrolijke snoetjes staan in ieder geval in ons geheugen gegrift; dit zouden meer mensen moeten doen want door het geven van een klein beetje liefde aan een *onbekend* kind krijg je zoveel meer liefde terug!!!
Het echte spoor van de Inca's: de Inca-trail!
En dan is het zover: op 28 november start onze officiële Inca-trail. In de vroege morgen ontmoeten wij onze (te grote) groep van 29 personen. Gelukkig wordt de groep aan het begin van de trek bij kilometer 82 opgesplitst en blijven wij met 13 over. Een mooie en erg gezellige mix van Amerikanen, Engelsen, Australiërs, Duitsers, Zuid-Afrikanen en Nederlanders. Onze gids is hilarisch en met uitspraken als ‘I like to move it, move it..' ‘Approximately' en ‘You are suuuuperhikers' krijgt hij de lachers elke keer weer op zijn hand. In vier dagen leggen we meer dan 45 kilometer af door afwisselend bergen, jungle, regenwoud en open vlaktes. Dag 1 is een soort opstartdag en we wandelen relaxed door de bergen en praten met onze medereizigers voordat we in ons kamp aankomen met uitzicht op besneeuwde bergtoppen. Vooral dag 2 staat bekend als pittig met een stijging van 1200 meter naar de Dead Woman's Pass van 4215 meter en vervolgens een daling van 700 meter met steile treden. Het moment dat we aankomen op de pas begint het te regenen en gehuld in poncho's komen we nogal verregend bij ons kamp aan. De avonden vullen we met het drinken van coca-thee, heerlijk eten dat klaargemaakt wordt door onze persoonlijke kok en de porters en het spelen van spelletjes Uno. De nachten zijn vooral erg hard (de matjes die we meegekregen hebben werken totaal niet op een harde ondergrond) en koud waardoor we nauwelijks slapen in drie nachten.
Dag 3 is een heerlijke wandeldag; het is bewolkt waardoor het met een volle rugzak op de rug niet zo zwaar lopen is. Deze dag is ook de dag met de meeste Incaruïnes. In totaal passeren we drie verschillende ruïnes en krijgen we van onze gids de nodige interessante uitleg over het ontstaan en het hoe en waarom van de ruïnes. Dag 3 is ook de meest afwisselende dag van alle dagen. Beginnen in de bergen en via verschillende passen met mooie meertjes eindigen in het regenwoud met al haar bomen begroeid met mos. Na het passeren van verschillende tunnels (of door de Australische Carl ook wel de ‘tunnels of love' genoemd) komen we in Winaywayna aan; het laatste kamp net voor de Machu Picchu. We sluiten onze drie dagen lopen af met een onwaarschijnlijk groot en lekker diner en een ceremonie voor de porters waarin we ze bedanken voor het sjouwen van al onze spullen *op onze eigen rugzakken na die we wel vier dagen zelf dragen* en hierbij krijgen ze een mooie fooi mee. De porters hebben het in de loop der jaren iets beter gekregen ook al sjouwen ze nog een belachelijk aantal aan kilo's met zich mee aan tafels, stoelen, gasflessen en eten; de Peruaanse regering heeft een maximum gewicht per porter ingesteld van 20 kilo. Het blijft bewonderenswaardig om te zien hoe deze kleine mannetjes *vaak op niet meer dan versleten slippers* in een razend tempo de berg op en af rennen met al hun bepakking. Er bestaat zelfs een heuse Inca-trail marathon en het record staat op 3,5 uur door een porter (en wij lopen daar 4 dagen op!). De avond van dag 3 staat bekend om de ‘feestavond' maar na twee brakke nachten vindt iedereen het wel genoeg en duiken we snel onze tent in.
Uitslapen is er tijdens de Inca-trail niet bij want ook de laatste dag gaat de wekker om 3.30 omdat we op tijd aan de poort willen staan om naar het hoogtepunt van de Inca-trail te lopen: de Machu Picchu. De zon brandt op ons hoofd en volledig bezweet komen we boven bij Inti Punku (de Zonnepoort) aan. Dat we een ‘positive mind' hebben volgens onze gids blijkt wel want tussen de wolken door zien we de oude Incastad liggen; WAUW! Doordat de wolken nog boven en tussen de stad hangen krijgt het een magisch aanzicht. Na een hele hoop foto's genomen te hebben lopen we het laatste stuk om uiteindelijk bij de Incastad aan te komen.
Machu Picchu is een oude Incastad op 2400 meter hoogte en de ruïnes bevinden zich midden in de bergen op een bijna onmogelijke plek. Dit is ook de reden dat Machu Picchu *die stamt uit de periode rond 1430* nooit ontdekt is door de Spanjaarden en daarom nog vrijwel geheel intact is gebleven. Bij toeval werd Machu Picchu ontdekt in 1911 door een Amerikaanse historicus en dagelijks lopen 500 mensen de bekende Inca-trail. De precieze functie van Machu Picchu in de tijd van de Inca's is niet helemaal duidelijk maar gezien de bouwwerken is het wel duidelijk dat het hier ging om een ceremonisch centrum.
We krijgen een rondleiding van dik 2 uur van onze gids maar door de slechte nachten zie je iedereen wegdommelen. Wel worden we door onze eigen moeheid steeds meliger en wanneer het begint te regenen nemen we de bus naar het *te toeristische* dorpje gelegen onder in het dal bij Machu Picchu: Aguas Calientes. De rest van de middag brengen we met de hele groep door in een restaurant voordat we 's avonds samen met het Nederlandse stel Willem en Paulien de trein terugnemen naar Cusco waar we laat in de avond aankomen. We nemen afscheid van hen maar als de planning klopt gaan we een mooi Oud & Nieuw-feestje bouwen met ze in Buenos Aires.
Na vier volle dagen lopen met als hoogtepunt de Machu Picchu kijken we terug op een erg geslaagde Inca-trail en als we terug in het hostel zijn vliegen Rachel en Vicky ons om de nek! In een uurtje kletsen we elkaar bij voordat we bekaf in slaap vallen in een heerlijk en zacht bedje...
Vanavond staat er weer een busrit van 12 uur op het programma naar La Paz en wij kunnen zeggen dat ons tweede bezoek aan Bolivia spectaculair gaat worden. Hoe en wat precies... ¡Hasta pronto!
Exploring Ecuador; hikes, raften, paardrijden en fiësta's
Met al onze tassen stapten we ongeveer 2 weken geleden in een overvolle bus naar het busstation van Quito en zijn we blij deze drukke en niet al te veilige stad te kunnen verlaten. De bus
brengt ons naar Latacunga waar we de Engelse Rachel en Nieuw-Zeelandse Vicky ontmoeten en met hen hebben we de komende week erg veel lol in het midden en zuiden van
Ecuador.
The
Quilotoa-Loop
Met een lokale bus komen we na drie uur hobbelen in Isinlivi aan en we vallen met de neus in de boter; een schitterend hostel met uitzicht op de Andes doemt voor ons op.
Samen met Rachel (die in alle haast in de bus een zak uien van een local meenam in plaats van haar eigen tas) en Vicky lachen, gieren en brullen we wat af op de vooravond van onze start van de
trekking naar Chugchilán; een dorpje in de middle of nowhere en gelegen hoog in de Andes.
De dag daarna pakken we het slimmer aan; in plaats van het tegen een berg op buffelen van 3900 meter hoogte laten we het werk over aan een viertal paarden die we voor een klein bedrag huren inclusief gids *die meer geïnteresseerd is in Rachel dan in het laten galopperen van onze paarden* Ruim drie uur zitten we op een paard en kunnen we heerlijk genieten van de vergezichten. Tegen het begin van de middag komen we bij het uiteindelijke doel aan; de krater van Quilotoa. En dat het de trek waard was is duidelijk! We picknicken aan de rand van de krater voordat we een stoffige pick-up terug naar de hoofdweg nemen van waar we de lokale bus naar Latacunga terugnemen. Vroeg in de avond komen we hier aan en na een heerlijke maaltijd vallen we alle vier doodmoe in slaap op de schappelijke tijd van half 8 in de avond...
Fiësta's in Baños
Uitgerust stappen we de dag daarna de bus in naar Baños en aangezien we een volle zak vuile was hadden van de trekking leggen we die boven in het bagagerek neer. Honderd keer zeggen we tegen elkaar dat we die niet moeten vergeten... We worden halverwege de reis ineens uit de bus gezet omdat we over moeten stappen. Zo gezegd, zo gedaan, alleen; op het moment dat we de andere bus instappen realiseren we ons dat de zak was nog in de andere bus staat! Gijs spreekt ineens vloeiend Spaans en op slippers rent hij de bus achterna en met een beetje geluk *dwing je blijkbaar toch af* hebben we onze vuile was weer terug! Zonder verdere problemen komen we in Baños aan en wachten we tot Rachel en Vicky ook arriveren. Samen met hen chillen we heerlijk in Baños, lachen we wat af en drinken we de nodige Piña Colada's, Bob Marley's en Cuba Libres de komende dagen...
Naast de kroegen, terrasjes en restaurantjes in Baños ondernemen we ook nog twee uitdagende activiteiten. De eerste is meteen de meest spectaculaire; wildwaterraften! De rivier in de buurt van Baños staat bekend om haar mooie en goede rapids en dat hebben we geweten ook. De instructeur verzekert ons ervan dat er tijdens de rapids met een categorie van 3+ en 4 niks mis kan gaan maar ondertussen komen we wel vast te zitten in een rapid en loopt onze boot onder water. We gillen het uit, maar dan van plezier want dit is waar we voor gekomen waren. Onze boot vol Spanjaarden en Ecuadorianen heeft het woord ‘peddelen' niet uitgevonden en juist daarom is het zo hilarisch (filmpje zie hier). Na bijna 9 maanden reizen krijgen we het voor elkaar om de ene adrenalinerush de ander te laten opvolgen (en we zijn er nog lang niet op uitgekeken)! 's Avonds duiken we (weer) de kroeg in maar nu samen met een aantal andere reizigers die we ontmoet hebben en de leuke gasten van Geotours.
De volgende dag staat een mountainbike trip gepland langs de weg van de watervallen, de Camino de las Cascades. Helaas is het 's morgens nogal druilerig weer waardoor we pas rond de middag vertrekken, maar wel met 7 man sterk. Naast Vicky en Rachel die ons blijven stalken zoals ze zelf zeggen gaan ook de Zwitserse broer en zus, Lukas en Lenca mee en komen we 's morgens bij het ontbijt nog de Amerikaan Ross tegen die een mountainbiketochtje ook wel ziet zitten *op weg met Rachel en Ross, dat kán ook haast niet goed gaan*. De weg langs de watervallen is voor het grootste gedeelte downhill, erg relaxed en natuurlijk komen we de nodige mooie en gigantische watervallen tegen.
Helaas krijgt Lenca tijdens een beklimming een lekke band die Gijs helpt plakken. Alleen vergeet hij de buitenband te checken dus na nog geen 50 meter staat de band weer slap. En dat we aan teambuilding doen blijkt wel als we met zijn zevenen de band opnieuw plakken. Het laatste stukje naar de grootste waterval doen we al wandelend en zo komen we aan bij Pailón del Diablo. Deze waterval is 60 meter hoog en het water komt met bakken naar beneden. Al kruipend door nauwe doorgangen komen we achter de waterval terecht en binnen no time zijn we zeiknat van het water. De terugweg pakken we slimmer aan en gooien we de fietsen achter in de pick-up truck om zo terug te gaan naar Baños.
Deze dag was het de 11e van de 11e is en in het zuiden van Nederland mag dan wel officieel de carnaval beginnen; in Ecuador kunnen wij deze ook makkelijk inluiden. Tijdens het diner vliegen de Piña Colada's over tafel tijdens het Happy Hour en we zetten de avond voort in de twee meest bekende kroegen van Baños samen met de locals. Verkleed zijn we dan niet maar wij kunnen wel zeggen dat we al salsa dansend *tenminste, de Ecuadorianen hebben duidelijk flexibelere ledematen dan die houten Klazen van een Nederlanders*, shotjes drinkend en de keel schor lachend de carnaval hebben ingeluid.
De ochtend viel voor ons dan ook allemaal tegen want zelfs het supergezonde fruitontbijtje vond onze magen niet prettig. Een vette hap van chips, friet en kip ging er beduidend makkelijker in. Fijn dat we deze dag een 8-uur durende busreis voor de boeg hebben... De avond dat we in Cuenca aankomen, komen we ook niet verder dan de bank in het hostel waar we met zijn vieren een foute dvd kijken.
Bezoek aan Cuenca in het water gevallen
Vol goede moed staan we de volgende dag op maar als we de gordijnen openschuiven blijkt het weer te regenen. We bezoeken snel een kerk waar juist een mis bezig is en daarna duiken we de kroeg in om de rest van de middag te besteden aan een uitgebreide brunch met glühwein. De voorgenomen hike in een nationaal park valt in duigen en als afscheidsdiner koken Vicky en de Belgische Joris een heerlijke pasta voor ons in het hostel. 's Avonds hebben we, ondanks dat we in Cuenca niks hebben uitgevoerd, nergens meer de puf voor dus liggen we vroeg in bed.
's Morgens is het dan zover en nemen we met moeite afscheid van Vicky en Rachel; een dikke anderhalve week hebben we met hen gereisd en hebben we er weer ‘friends for life' bij. Met de klompjes van Ome Carel als aandenken aan ons nemen ze met tranen in de ogen afscheid van ons. Hebben zij *en wij* geluk dat we ze over een kleine twee weken weer zien in Cusco, het zuiden van Peru.
Vilcabamba: Valley of Longevity
De laatste dagen in Ecuador verwennen we onszelf door een luxer hostel uit te zoeken met een spectaculair uitzicht op de vallei van Vilcabamba. Vilcabamba staat bekend om het feit dat de mensen hier gemiddeld het oudst worden van Zuid-Amerika. Er zijn hier meer 100-jarigen dan ergens anders en de Vilcambambenses *de inwoners* zeggen dat dit komt omdat zij een eenvoudig leven leiden zonder stress maar met genoeg frisse berglucht. Bij deze zetten wij hopelijk ook een paar streepjes extra achter onze leeftijd.
De regen was blijkbaar hardnekkig want het zet de eerste dag in Vilcabamba nog even door maar de dagen daarna wordt het beter. Eén dag gaan we als echte rancho's, inclusief flashy hoed en laarzen, al in draf vier uur lang door de bergen van Vilcabamba. Waren de paarden tijdens de Quilotoa-Loop niet vooruit te branden, hier moest je aan de teugels gaan hangen om ervoor te zorgen dat ze stopten. Vooral Siets vond dit minder prettig! De tocht daarentegen was schitterend en samen met onze jonge ruiter als gids liepen we via watervallen door de bergen om vervolgens bij één van deze watervallen te lunchen; zelfgemaakte kaas en guacamole en bij deze: Gijs heeft het allebei gegeten en het was heerlijk!! Tot wat voor inkeren je tijdens zo'n reis kunt komen...
De andere dag kiezen we voor het lopen van een hike ter voorbereiding op de Inca-trail in Peru. We kiezen een gemiddeld zware hike en ook deze hike brengt ons door de schitterende en vooral groene natuur van Vilcabamba. Het begin naar een hoogte van 2100 meter is behoorlijk pittig maar we worden beloond met een schitterend uitzicht; aan de ene kant zien we de vallei van Vilcabamba en aan de andere kant kijken we zo kilometers ver Peru in. We lunchen bovenop de top van een berg voordat we via kleine paadjes *niet geschikt voor mensen met hoogtevrees* met diepe afgronden en droge rivierbeddingen weer in het gezellige dorpje aankomen.
En natuurlijk; na inspanning komt ontspanning en dus relaxen we de laatste dag in Vilcabamba in ons luxe backpackers resort en hiermee sluiten we Ecuador af!!
Na drie weken rondreizen door Ecuador kan ook Gijs zeggen dat Ecuador in de top zoveel staat van favoriete landen. We hebben veel gezien, meegemaakt en vooral erg veel gelachen met Rachel en Vicky (we miss you guys!) maar reizen betekent doorgaan en vandaar dat we de komende dagen drie lange busritten voor de boeg hebben om in centraal Peru te komen ter voorbereiding op de Inca-trail die voor ons op 28 november zal beginnen. Dus na onevenaarbaar Ecuador zijn we nu weer back on track!
* Voor onze laatste foto's van Ecuador; hier klikken en scrollen maar...
Onevenaarbaar Ecuador
Ecuador is relatief gezien het kleinste land van Zuid-Amerika dat wij bezoeken en dat maakt reizen ineens een stuk makkelijker en leuker. De ellenlange busritten die we in Peru hadden
worden ingewisseld voor korte en plezierige busritten. Deze ritten brachten ons in de afgelopen week van eilanden via het midden van de wereld naar een tropisch nevelwoud en de diepe Andes waar we
ons op dit moment bevinden...
Boobies en Birds
Samen met Jurjen en Hetty komen we slaperig uit een nachtbus die ons van Peru naar de westkust van Ecuador bracht. Nauwelijks een half uur later zitten we alweer
in een klein bootje op weg naar de ‘poor man's Galápagos' oftewel; Isla de la Plata. Het eiland heeft dezelfde bewoners als de bekende Galápagos alleen leven daar nog meer dieren dan op Isla de la
Plata. De bekendste bewoners van Isla de la Plata zijn de blue-footed boobies. In Nederland kennen we die ook wel als de Jan van Gent maar wij vinden blue-footed boobies toch een leukere naam.
Samen met een gids maken we een wandeling over het eiland en zien we naast de geliefde blue-footed boobies *die een erg leuke paringsdans hebben en waarbij zowel het mannetje als het vrouwtje
beurtelings op de eitjes broedt* ook de red-footed boobies, fregatten en de Nasca-vogel. We krijgen een kleine indruk hoe de echte Galápagos eruit moeten zien en die schrijven we dan ook meteen op
ons ‘to-do-lijstje' voor als we terug zijn van onze wereldreis...
Varkens, kippen en cuy in Otavalo
Quito laten we snel voor wat het is en we nemen een dag later de bus naar Otavalo. Otavalo staat vooral bekend om haar zaterdagmorgenmarkt en dan niet zomaar een markt; hier wordt nog echt de veemarkt van vroeger in ere gehouden. Het gekrijs van varkens, het gepiep van kuikentjes en het geblaf van jonge hondjes komt ons al mijlenver tegemoet.
Wat een bedrijvigheid op de vroege morgen! Je kunt het zo gek niet bedenken of het wordt verhandeld op deze markt. Vrouwtjes in traditionele kledij staan met grote aardappelzakken naast elkaar en schreeuwen uit volle borst zodat iedereen maar bij hen koopt. Een kijkje in de zak leert ons dat er geen aardappelen inzitten maar kippen, konijnen en zelfs de Ecuadoriaanse specialiteit; de cuy *een groot uitgevallen cavia die je 's middags doodleuk terugvindt aan het spit op elke straathoek* Het is één groot spektakel en voor $20 ben je een koe rijker *die verkocht wordt door middel van het ouderwetse handjeklap* en mocht je dat te duur vinden, dan is voor slechts $1 een puppy de jouwe. Toch knap dat Siets met lege handen van de markt liep want er pasten met gemak een aantal lieve puppy's in haar jaszak. We kijken onze ogen uit want de hele familie neemt aan de ochtendmarkt deel; je ziet kleine kinderen met kippen onder de arm lopen terwijl oma probeert haar laatste lama te verkopen.
Van de ene bijzondere markt gaan we door naar de volgende; de food-market. Deze markt is niet bedoeld voor zwakke magen want de varkenshoofden steken letterlijk uit de pan en een heel varken werd voor onze neus in ongeveer veertig delen gehakt met een bijl waar je u tegen zegt. Welkom in de plaatselijke slachterij! Dit is één van de weinige markten waar wij niet de behoefte hadden om een ondefinieerbaar goedje te proeven.
In de namiddag doen we het rustiger aan en lopen we over de erg toeristische markt op Plaza de Ponchos. Van poncho's tot tafelkleden en tassen; alles is hier te koop tegen een toeristisch prijsje. Het handelen zit ons toch nog in het bloed want voor een mooi prijsje zijn we een kleurrijke tas rijker. Als we genoeg hebben van krijsende varkens, rondvliegende ledematen en verkopers die je met ‘amiga, amigo' van alles aan proberen te smeren nemen we de bus terug naar Quito.
Latitude 0'0'0 = Equator
Na bijna twee weken samen gereisd te hebben met Hetty en Jurjen nemen we in de vroege morgen afscheid van hen als zij naar de jungle vertrekken en wij naar Mitad del Mundo. Mitad del Mundo *het midden van de wereld* is de plaats waar nu een groot standbeeld staat en waar in 1736 twee Franse onderzoekers metingen verricht hebben en constateerden dat hier de evenaar moet zijn. Dit denkt 98% van de Ecuadorianen ook want het was er gigantisch druk terwijl de echte evenaar ongeveer 275 meter noordelijker ligt bij het museum Inti ñan.
Dit museum laat door middel van proefjes, trucjes en GPS zien dat de echte evenaar hier ligt. Zo blijkt dat je weerstand op de evenaar minder is (zie filmpje), je bijna een kilo minder weegt en je evenwichtsorgaan verstoord is *over de evenaar lopen met je ogen dicht zonder van de lijn af te raken is bijna onmogelijk* Andere proefjes die hier gedaan worden is het balanceren van een ei op een spijker (Gijs is een diploma rijker want het is hem gelukt!) en de spoelbaktheorie; op het Noordelijk Halfrond draait de wind, door middel van het Coriolis-effect (bijles Aardrijkskunde is mogelijk vanaf 26 februari) met de klok mee waardoor ook het water in een spoelbak met de klok mee draait wanneer je de stop eruit trekt. Op het Zuidelijk Halfrond draait de wind tegen de klok in en zo ook het water in een spoelbak. Het gekke is dat de krachten elkaar op lijken te heffen op de evenaar waardoor het water loodrecht naar onder stroomt en niet via een ‘draaikolk'.
Het museum draait niet alleen om de evenaar maar vooral om de zon en de verering daarvan. De Quecha's *de oorspronkelijke bewoners van Ecuador* kennen namelijk maar drie dagdelen; ochtend, middag en namiddag. Omdat alles bij hen om de zon draait houdt het dagelijkse leven op, op het moment dat het nacht wordt. De klok van de Quecha's loopt van 6 uur 's morgens tot 6 uur 's avonds. Het gebaar ‘thumbs up/duimen omhoog' komt van de Quecha's omdat zij geloven dat dit positieve energie naar de zon brengt. Op 21 maart en 23 september is er om 12 uur 's middags twee minuten lang geen schaduw op de evenaar. Tot slot delen de Quecha's hun jaar niet in jaargetijden in maar in regen en droogte; het ene half jaar komt de zon vanaf het Noordelijk Halfrond en is het droog en het andere half jaar komt de zon vanaf het Zuidelijk Halfrond en is het nat. Het aparte hieraan is dat ze in Ecuador en dan vooral rond Quito nooit aan weersvoorspellingen doen omdat die nooit blijken te kloppen...
Mindo Lindo
In een overvolle bus vervolgen we onze reis door Ecuador naar het schattige dorpje Mindo, gelegen in een primair nevelwoud. Mindo staat bekend om haar flora en fauna en die hebben we gezien! We dalen ruim 1400 meter en dat is een teken voor de muggen en andere rare beesten om ons de drie dagen die we daar gezeten hebben te belagen. Daarnaast blijkt het vakantie te zijn in Ecuador waardoor het dorpje overvol zit met lokale toeristen. We proberen hieraan te ontsnappen door al wandelend naar een butterflyfarm te gaan waar je de mogelijkheid hebt om de vlinders eten te geven zodat ze op je hand komen zitten.
De meest bijzondere en mooie vlinders zien we voorbij vliegen. Naast vlinders zien we deze dagen verschillende schitterende planten en bomen, krijgen we een rondleiding in het Duits van een 11-jarig meisje dat al haar hele leven in het nevelwoud woont en vliegen de kolibries in tig verschillende kleuren om onze oren. Er één op de foto proberen te zetten is nog een hele kunst.
In Mindo zelf vinden we een erg leuk fruitbarretje waar we alle rare soorten fruit proberen waar je in Nederland nog nooit van gehoord hebt. Een kleine opsomming; taxo, naranjilla, tomate de arbol, caña en ga zo maar door. De Portugees achter de bar zorgt er met zijn heerlijke yoghurtdrankjes in ieder geval voor dat we een boost aan vitamine C binnen hebben gekregen de afgelopen dagen. Bij dit barretje ontmoeten we ook Sarah en Lia, twee Zwitserse meiden, en met hen gaan we de laatste dag op zoek naar de watervallen. De enige die we helaas vinden is de meest toeristische en als we dan ook nog achtervolgd worden door een vieze oude man vinden we het wel genoeg en nemen we, via een gondel die ons van de ene naar de andere vallei brengt, een lift terug naar Mindo en belanden we (heel verrassend) weer bij de fruitbar.
Vandaag hebben we in Quito de TelefériQo genomen (een soort kabelbaan die je omhoog brengt naar 4100 meter) om zo een geweldig uitzicht te krijgen over de miljoenenstad. Het meest bijzondere aan Quito is toch wel het vliegveld dat midden in de stad in een woonwijk ligt. Hoezo klagen dat Schiphol teveel geluidsoverlast veroorzaakt? Hier kun je de mensen in het vliegtuig bijna zien zitten, zo laag komen ze overvliegen. Vanmiddag vertrekken we naar Latacunga, een dorpje in de Andes van waaruit we een trekking van drie dagen zullen gaan lopen in de middle of nowhere. Maar daarover meer de volgende keer!
Peru: Totaal Andes!
Onze reis door de Altiplano, het Andesgebergte, begint in het gezellige witte stadje Arequipa en brengt ons via één van de diepste valleien ter wereld, de Nascalijnen en het sandboarden in
de woestijn naar de hoofdstad Lima. In een paar weken tijd reizen we van Zuid naar Noord-Peru om te eindigen bij een aantal leuke surfdorpjes waar we onze kunsten op een surfboard uitproberen in de
Grote Oceaan.
Condors in Colca
Canyon
Vanuit Arequipa, een erg gezellig en mooi wit stadje, trekken we met een gammele bus de bergen in van Colca Canyon. Onze eindbestemming is Cabanaconde, een klein dorpje midden
in de vallei. Het is meteen duidelijk dat alle toeristen en georganiseerde tours hier niet komen want ongeveer 15 kilometer voordat we er zijn wisselt de populatie van toeristen naar locals. En
zeggen ze in Nederland ‘vol is vol', nou dan kom maar eens in Peru kijken. Wij hebben het geluk dat we aan het einde van de Peruviaanse werkdag zitten waardoor de bus overvol is met landwerkers,
verkoopsters en kinderen. In Cabanaconde komen we in Hostal Pachamama terecht; een hostel gerund door twee Peruviaanse broers waarvan één van hen een relatie heeft met een Belgische. Dit is
duidelijk het beste hostel dat we tot nu toe gehad hebben! Zo gezellig met een echte huiskamersfeer en Luis spreekt vijf talen vloeiend waaronder het Nederlands *even wachten op pannenkoek is een
veelgezegde uitspraak van hem* In dit hostel hebben we samen met de Nederlanders Jurjen en Hetty (die ook op wereldreis zijn) en Lars een supertijd gehad met de nodige happy hours...
De andere dag staan we vroeg in de morgen op om ze nog een keer te spotten en de reis daarheen is al noemenswaardig. Niet in een bus maar in een soort veewagen samen met ongeveer 40 tassen en nog eens hetzelfde aantal aan mensen staan we een uur lang achter in een stoffige truck op weg naar hetzelfde punt. Dit keer wel massatoerisme maar de condors laten wederom hun gezicht zien en dan ook nog eens een stuk dichterbij!!
Eén dag lopen we een hike naar een oase. Alleen; die oase ligt onderaan in de vallei wat betekent dat we 1200 meter moeten dalen. Hetty heeft nog een beetje last van de kater en een opspelende maag en komt een half uur na ons doodmoe bij de oase aan. We relaxen daar een uurtje of twee als we dezelfde weg ook weer omhoog moeten! Een kleine drie uur later komen we in de schemering boven aan de top aan *Hetty heeft het inmiddels beter bekeken en neemt een paardje omhoog* en zitten we onder het stof en het zand... Het duurt die avond dan ook niet lang voordat we allemaal in slaap vallen. Met een beetje pijn in het hart nemen we afscheid van Hostal Pachamama en Cabanaconde *toch een heerlijk stukje onontdekt Peru* en nemen we de nachtbus die ons naar de beroemde Nasca-lijnen brengt.
Flight over the Nasca-lines
Siets besluit deze keer veilig met beide beentjes op de grond te blijven maar Gijs stapt toch het kleine Cessna vliegtuigje in voor een vlucht van een dik half uur over de Nasca-lijnen. Deze mysterieuze lijnen zijn zogeheten geogliefen; tekeningen in het woestijnzand die (doordat het zo windstil is in dit gebied) duizenden jaren bewaard zijn gebleven. De tekeningen variëren van dieren, astronauten en bomen tot geometrische vormen. Omdat deze tekeningen gigantisch groot zijn *de grootste heeft zelfs een lengte van meer dan 275 meter* kun je ze het beste bekijken vanuit een klein vliegtuigje. Heen en weer en van links naar rechts slingerend (niet bedoeld voor zwakke magen) ziet Gijs het ene na het andere figuur op de grond verschijnen. Apart, mysterieus en bovendien leuk want wanneer zit je nu in zo'n klein vliegtuigje waar net 6 mensen, inclusief 2 piloten, inpassen?!
Sandboarden en zandhappen in Huacachina
Woestijn midden in Peru? Het kan echt hoor... Ongeveer 400 kilometer ten zuiden van Lima ligt een oase omringd door duinen en daar kun je een poging tot sandboarden wagen. In de namiddag stappen we in een buggy en na het betalen van de zogeheten ‘dune tax' (Iets voor de Nederlandse overheid misschien?! Na de vliegtax, kopvoddentax, en al die andere taxen zou deze er prima bijpassen..) scheuren we met tig kilometer per uur over de duinen. Onze chauffeur heeft de bijnaam ‘loco loco' en dat klopt helemaal. Geregeld komt de buggy los van het zand en de Deense dames achter ons schreeuwen de longen uit hun lijf, maar gaaf is het! Het buggyrijden wisselen we af met het naar beneden proberen te boarden wat nog niet zo gemakkelijk is. Dan maar op de buik van de hoge duinen af en dat gaat een stuk beter en vooral sneller! Compleet onder het zand komen we twee uur later weer in ons hostel aan na een zeer geslaagde tour.
Huacachina, een heerlijk relaxed plaatsje waar we op het sandboarden na niet veel meer gedaan hebben als mixed fruit juices drinken, nacho's met guacemole eten en boekje lezen. Volledig uitgerust reizen we dan ook via Lima verder naar Huanchaco om daar onze surfkunsten op de proef te stellen.
Surfing Peru
De trekkings in het Andesgebergte laten we even voor wat het is *we komen over een maand toch nog terug in Peru* en gaan voor de relaxte sfeer in twee surfdorpjes: Huanchaco en Mancora. In Huanchaco nemen we twee uur les waarbij we de basisbeginselen van het surfen leren. Daarna is het de beurt aan onszelf en, met een beetje hulp van onze instructeur, pakken we de ene na de andere golf. Alleen.. Na de lunch is er geen instructeur meer die ons een zetje geeft op de juiste golf; dan moeten we het echt zelf doen en dat is toch een stukje moeilijker. Als we het voor elkaar krijgen om een mooie golf te pakken geeft dat echt wel een kick om op zo'n golf met een aanzienlijke snelheid te surfen! Toch kunnen we na drie dagen met vallen, opstaan en veel water proesten zeggen dat we redelijke surfers zijn geworden al schuilt er net geen carrière als surfdude- of babe voor Billabong of Quiksilver in ons. De spierpijn de dagen daarna is alleen niet om over naar huis te schrijven...
In Mancora oefenen we onze kunsten nogmaals op de plank en beetje bij beetje gaat het beter. Scheelt ook dat de zee hier een stuk warmer is zodat je niet na een uur al blauwbekkend van de kou het water uit stapt. De vier dagen in Mancora vullen we met relaxen aan het zwembad van het hostel *ook een backpacker heeft soms een beetje luxe nodig tijdens het reizen*, een beetje surfen en cocktails drinken met Jurjen en Hetty die we hier weer ontmoeten. Ook hier dus weer de nodige happy hours met ze... We verblijven in het Loki del Mar Hostel, een partyhostel waar de nodige drankspellen, happy hours en andere heerlijke zon-zee-strand-activiteiten georganiseerd worden. Dit is wat je noemt ‘chillen met die billen'. Heerlijk om in stijl het eerste gedeelte van Peru af te sluiten!!!
Lord of Sipan in Chiclayo
Tussen de twee surfdorpjes door snuiven we ook nog de nodige cultuur op in Chiclayo. We bezoeken de tombe van de Lord of Sipan; de koning van de Moches die van 100 tot 600 na Chr. heersten over Sipan en daarmee Peru. De geschiedenis leert ons dat de koning in die tijd in verschillende fases drie piramides heeft laten bouwen waarvan de grootste als graftombe diende voor zijn vader, belangrijke mensen van die tijd en voor zichzelf. Het bizarre aan dit museum is dat ze hier de graftombe van deze ‘El Señor de Sipan' nagebouwd hebben.
Even een opsomming wat er allemaal in zijn graf meeging *lees: geofferd werd vanwege zijn sterven*: 3 vrouwen van nog geen 20 jaar waaronder zijn eigen vrouw, een kind van 10-11 jaar, 2 lama's, een hond, 2 bewakers/militairen, een schildwacht, 212 kannen met eten en drinken en ongeveer 1100 kruiken met een laatste boodschap van geliefden en bekenden. Bovendien is bovenop dit graf nog een bewaker aanwezig (zonder voeten zodat deze in het hiernamaals niet weg kon rennen maar het graf te allen tijde kon bewaken) om het hele gebeuren te bewaken. Ongelofelijk dat er zoveel geofferd wordt voor de belangrijkste persoon in die tijd! Zelf werd deze goede man ook nog eens behangen met zijn eigen gouden en platina juwelen..
De rest van de dag in Chiclayo vermaken we ons met het struinen over de ‘heksenmarkt', het proberen van allerlei rare gerechten en drankjes en het praten met politieagenten *deze dag gaat ons dagboek in als de dag van de politieagenten; vraag je de weg aan ze dan slenteren ze met je de hele stad door om je naar de plaats van bestemming te brengen. Of, in een ander geval, een politieagente die constant onze handen komt schudden bij elk patrouillerondje dat ze loopt en daarbij Siets haar arm maar blijft aaien. Heerlijke mensen hier in Peru!*
Op dit moment relaxen we nog even verder in Mancora maar dinsdag gaan we de grens over naar Ecuador. Ruim drie weken hebben we de tijd om dit relatief kleine land in Zuid-Amerika te ontdekken. Genoeg ideeën en avonturen voor de boeg dus...
Off road adventures in Chili en Bolivia
De hoofdstad van Chili, Santiago, is de stad waar wij onze laatste 5 maanden op het vasteland van Zuid-Amerika begonnen zijn. Via Valparaiso en de gortdroge woestijn van San Pedro de
Atacama zitten we binnen een week alweer in een ander land: Bolivia. Maar niet voordat we het nodige zand ‘gehapt' en zout gezien hebben!
Santiago en Valparaiso
Het was de bedoelingom vrij snel naar het noorden van Chili te vertrekken maar vanwege Onafhankelijkheidsdag zaten alle bussen vol. In
Santiago zelf sloten we (voor een half uur, langer hielden we het niet vol) aan bij een foute stadstour, wandelden we naar de berg San Cristobal van waaruit we een mooi uitzicht over de
miljoenenstad hadden, bekeken we een lichtshow ter afsluiting van Onafhankelijkheidsdag en dronken we biertjes met het leuke Fraussie-stel Sam en Julie. We brachten ook nog een bezoek aan
Valparaiso, een stad aan de Stille Oceaan, welke gebouwd is op 41 heuvels. Overdag is het een wirwar van kleine straatjes met bontgekleurde huisjes. 's Avonds veranderd de stad echter in een niet
al te veilige stad maar met een (goedkoop) wijntje kunnen wij ons in het hostel ook wel vermaken. Voordat we de bus terugnemen naar Santiago drinken we nog een koffie met Sam en Julie ter afscheid
maar hopelijk zien we ze in Bolivia of Peru weer!
De zandbak van Chili
Er was maar liefst een busrit van 23 uur voor nodig om in de droogste woestijn ter wereld aan te komen; de Atacama-woestijn. We verblijven een nachtje in het gezellige San Pedro de Atacama, een stadje waar verharde wegen niet in de woordenschat van de gemiddelde Chileen voorkomt en waar het vervoermiddel het paard is. Vanuit San Pedro de Atacama maken we een tour naar ‘Valle de la Luna' (de maanvallei); een uitgestrekt gebied dat iets wegheeft van het landschap op de maan *vandaar de naam*. We wandelen door kloven, tussen rotsen, door een zoutmijn, worden gratis gezandstraald en bovendien genieten we van het adembenemende landschap! Aan het einde van de dag maken we ons, bovenop een berg, op voor een mooie zonsondergang waarbij de bergen en vulkanen om ons heen in verschillende kleuren roze, oranje en paars veranderen. MOOI! Bij terugkomst van deze vallei eten we een hapje in het dorpje voordat we snel onder de douche springen om al het zand van ons af te wassen (kleine kinderen zouden trots zijn als ze zo'n zandbak zouden hebben als die van ons in de douchebak!).
Salar de Uyuni: zout, zout en nog meer zout
De echte reden dat we naar San Pedro gereisd zijn is de 3-daagse tour naar de zoutvlaktes van Uyuni. In de vroege ochtend ontmoeten we onze groep van in totaal 12 personen en het klikt meteen met twee erg leuke Duitse meiden, Pascale en Steffi, en samen met nog een ander ouder Duits stel *ja, dit zijn de eerste leuke Duitsers die we op onze reis tegen zijn gekomen* delen we de komende dagen een jeep. De tour begint aan de grens bij Bolivia; niet meer dan een oude barak in de middle of nowhere waar we weer een stempel in ons paspoort rijker zijn. Nadat de tassen op het dak van de jeep zijn geladen beginnen we aan onze fantastische tocht! De eerste dag rijden we langs verschillende meren en het landschap veranderd constant; van helderblauwe meren met bergen op de achtergrond tot geisers, thermale baden (waarin Gijs nog een duik neemt ondanks dat de buitentemperatuur niet om over naar huis te schrijven is) en de woestijn waar niks groeit.
's Avonds slapen we in een barak in de buurt van Laguna Colorado en we hebben een erg gezellige groep en we lachen wat af die avond *vooral om Gijs zijn spaghetti eetkunsten die absoluut ‘not done' zijn voor de enige Italiaan in onze groep; Gijs snijdt namelijk zijn spaghetti tot hilariteit van de hele groep* De temperatuur is dan inmiddels al gedaald tot ver onder het vriespunt en om die reden proberen we samen in een klein 1-persoonsbed te slapen maar dat is niet echt een succes. Iedereen heeft dan ook behoorlijk slecht geslapen die nacht.
De volgende dag rijden we via Arbol del Piedra, een soort rots die door winderosie een aparte vorm heeft gekregen, ontzettend veel meren met felroze flamingo's en wederom een woestijn waar we nog vossen en viscacha's spotten *een soort combi tussen een rat en konijn* naar ons hotel. We komen zelfs nog in een heuse zandstorm terecht voordat we bij ons ZOUTHOTEL aankomen! Alles is gemaakt van zout; van de tafels, stoelen en muren tot zelfs ons bed! Samen met de hele groep gaan we 's avonds sterren kijken en drinken we een glaasje rode wijn voordat we al vroeg het bed induiken omdat we de dag daarna vroeg opmoeten...
De laatste dag is de beste dag want we gaan eindelijk naar Salar de Uyuni! In alle vroegte staan we op om naar de zonsopkomst te kunnen kijken alleen wanneer we daar naartoe rijden krijgt onze jeep een klapband, duidelijk gevalletje van anticlimax! Gijs helpt onze driver Angel en in minder dan 10 minuten zit er weer een nieuwe band onder de auto *daar kunnen ze in Nederland nog een puntje aan zuigen* Gelukkig komen we toch op tijd op de zoutvlakte aan en zien we een schitterende zonsopkomst. Wel is het ijs- en ijskoud en staat er een behoorlijk straffe wind maar dat mag de pret niet drukken.
Snel rijden we verder naar Isla Incahuasi, een eiland midden op de zoutvlakte, waarop ontelbaar veel cactussen staan. Dit is genieten in de puurste vorm!! Zittend op een rots en uitkijkend over de bergen, cactussen en de immens grote zoutvlakte (met een oppervlakte van 12.000 km2) laten we dit prachtig stukje natuur op ons inwerken. Het wordt zelfs nog mooier als we ontbijten OP de zoutvlakte!! In totaal brengen we enkele uren door op de zoutvlakte waar we de ene na de andere foto maken, voordat we via een ander zouthotel teruggaan naar Uyuni waar we tegen het begin van de middag aankomen. Deze tour is mega geslaagd!
Samen met Pascale en Steffi zoeken we een hostel en zijn we blij na 3 dagen een fatsoenlijke douche te kunnen nemen. 's Avonds gaan we nog met zijn vieren uit eten en sluiten we een aantal supergezellige dagen met hen af en hopen we ze hier ergens in Zuid-Amerika nog een keer te zien...
La Paz; das Paz gezellig
Voordat we in La Paz, de hoofdstad van Bolivia, aankomen hebben we eerst een ontzettend hobbelende busrit van 11 uur voor de boeg. Ter voorstelling; neem de zanderige Sportlaan maar vermenigvuldig dit dan maal tien. Onze ledematen zijn in ieder geval compleet losgeschud en het lukt ons zelfs om tijdens dat gehobbel rustig te slapen. Wij zijn onderhand overal aan gewend al was dit de slechtste en ergste busrit in zeven maanden tijd!
In La Paz bezoeken we de lokale hoogtepunten; van de mooie kathedralen, het Coca Museum (wisten jullie dat tot 15 jaar geleden er cocaïne in Coca-Cola verwerkt zat?!) tot de Heksenmarkt (waar je het geluk kunt kopen in de vorm van lamafoetussen) en de Mercado Negro met al haar kleding en prullaria. We eten de lekkerste empanada's die we tot nu toe gehad hebben en negeren daarmee de regel dat ‘je beter niet van straatstalletjes kunt eten' maar wij doen al ruim 7 maanden niets anders.
La Paz zelf bestaat uit twee delen; het ene deel van La Paz *El Alto* is gebouwd tegen verschillende bergen en hier wonen de armeren terwijl de rijkeren in het ‘echte' La Paz in het dal wonen. Wij merken wel dat we op 4200 meter hoogte zitten want geregeld zijn we buiten adem als we weer een heuveltje beklommen hebben. Het hart maakt in ieder geval overuren. ‘Tranquilo, tranquilo' is dan ook het motto van de Bolivianen en daar houden we ons gedeeltelijk aan...
World Most Dangerous Road
De grootste reden dat we naar La Paz gekomen zijn is het mountainbiken van de World Most Dangerous Road oftewel ‘Death Road'. Na een halve middag rondneuzen met welke organisatie we dit willen doen valt onze keuze, na positieve verhalen van andere reizigers, op El Solario. Zij zijn een stuk goedkoper dan de organisaties in de Lonely Planet en als we 's morgens om 7 uur aan het ontbijt zitten blijken we een erg jonge en leuke groep van 11 personen te hebben. Na een uurtje rijden komen we aan bij La Cumbre, het startpunt van waaruit we 3600 meter zullen gaan dalen. Compleet uitgerust met helm, handschoenen, knie- en elleboogbeschermers schieten we met meer dan 50 km/u de eerste 24 kilometer asfalt over. Dit gaat haaaaard!!! Na deze kilometers asfalt wordt de weg wat minder goed en dienen de eerste kuilen en gaten zich aan. Nogmaals 8 kilometer verder (die we afleggen in een busje omdat dit stuk steil omhoog gaat) komen we aan bij het ‘echte werk'.
De laatste 64 kilometer leggen we af over de zogeheten ‘Death Road', een weg die op de meeste plaatsen niet breder is dan 3 meter met afgronden variërend van 50 tot 600 (!) meter, waarbij je ook nog eens kans hebt op tegemoetkomende vrachtwagens en auto's. Na de nodige instructies en het checken van de remmen gaan we achter elkaar de onverharde weg af. Ongelofelijk en onbeschrijfelijk wat voor kick je krijgt als je deze weg afschiet. Het uitzicht is adembenemend *voor zover je daar onder het rijden écht van kunt genieten als je weet dat je naast een afgrond van 600 meter fietst waar jaarlijks verschillende mensen inschieten* en de adrenaline schiet door het hele lijf.
We stoppen geregeld om de mooiste plaatjes te schieten en om van de omgeving te kunnen genieten. In minder dan vier uur tijd, inclusief de vele stops, leggen we 88 kilometer op de mountainbike af en zijn we gedaald van 4700 naar 1100 meter! Compleet onder de modder, het zand en stof komen we onder in Coroico bij een hostel aan waar we een heerlijke douche nemen *en daarna geterroriseerd worden door zandvliegen* voordat we een prima lunch naar binnen werken.
Echter, we hebben de echte Death Road dan wel overleefd, voor ons busje begint de Death Road 2 pas op de terugweg als onze chauffeur als een bezetene over de weg scheurt. We zijn dan ook erg blij als we om 7 uur 's avonds heelhuids terug zijn in La Paz en kunnen zeggen: ‘Yo hice el camino de la Muerte y sigo vivo' (I did the Death Road and I'm still alive). Als afsluiter van deze adrenaline rush eten we een heerlijke curry bij een Indiaas restaurant voordat we 's avonds bekaf in bed in slaap vallen.
Isla del Sol en Copacabana
Voor ons is het nog even niet uitslapen want ook de volgende morgen gaat de wekker weer vroeg *wie zei dat op wereldreis zijn niet hard werken is?!* Met een locale bus vertrekken we naar Copacabana (nee, niet het Braziliaanse Copacabana van het welbekende liedje maar het Boliviaanse Copacabana). Deze busrit wordt hilarisch omdat we richting het Titicacameer rijden *het hoogst bevaarbare meer ter wereld* en we een aftakking van dit meer over moeten steken. In Nederland zouden ze daar een moderne pont voor hebben, in Bolivia gebruiken ze een bootje met drie dwarse planken waar de bus op balanceert. Blij dat we aan de overkant zijn kopen we vanuit de bus ook nog even wat empanada's (alles kan hier in Bolivia) voordat we in Copacabana aankomen waar we een klein bootje nemen die ons naar Isla del Sol brengt; een eilandje midden in het Titicacameer. Als we ons hostel gevonden hebben blijkt er in onze tuin een lokale party aan de gang te zijn waarbij de eigenaren van het hostel het meeste gedronken hebben van allemaal. Wij vinden Bolivia te gek!!!
Op Isla del Sol lopen we in een rustig en relaxed tempo wat rond (met geregeld een stop om weer op adem te komen van de 4000 meter hoogte), waarbij we genieten van de verschillende prachtige vergezichten, voordat we de boot weer terug naar Copacabana nemen. Copacabana is een gezellig havenstadje waar we de lokale specialiteit ‘trucha' proberen *vis rechtstreeks uit het Titicacameer* en in een leuk barretje sluiten we de eerste keer Bolivia af!
Een paar uur geleden zijn we, na een volle dag reizen, in het volgende land in Zuid-Amerika aankomen: Peru. Hopelijk heeft Peru ons net zoveel te bieden als Chili en Bolivia. ¡Hasta luego! (ons Spaans gaat inmiddels met sprongen vooruit)
* Klik hier voor de foto´s van Bolivia en hier voor de foto´s van Chili.
Rapa Nui oftewel Paaseiland
Van het ene eiland, Moorea, in de Stille Oceaan vliegen we naar het andere eiland, Paaseiland, 4000 kilometer verderop gelegen. Eind 1687 werd het eiland ontdekt door een Engelse piraat
maar het was op paaszondag 1722 dat Jacob Roggeveen het eiland ‘herontdekte' en het de naam Paaschen Eyland gaf. Jaren later noemen Polynesische zeilers het Rapa Nui maar de bewoners van het eiland
houden zelf vast aan de oorspronkelijke naam Pito ‘o te Henúa (Navel van de wereld). In vijf dagen wandelen, liften en rijden we op een quad dit prachtige maar mysterieuze eiland
rond...
Vulkanische
oorsprong
In de ochtend komen we op Paaseiland aan en na de gebruikelijke douaneformaliteiten hebben we keus te over om te kiezen waar we willen slapen de komende vijf nachten. We
kiezen voor Camping Mihinoa maar dan weer in een dorm die we het grootste gedeelte van de tijd voor ons alleen hebben. Ook deze camping blijkt een schot in de roos want we kijken uit op woeste
golven die kapotslaan tegen vulkanische rotsen. Bovendien liggen we een klein beetje buiten het centrum dus elke dag maken we een prettige wandeling naar het centrum dat niet veel meer voorstelt
dan een stoffige straat met een paar kleine winkeltjes en restaurantjes.
Moai, Moai en... Moai...
Het meest besproken maar ook het meest mysterieuze van dit eiland zijn de zogenaamde Moai; immens grote beelden waarvan er ruim 600 over het hele eiland verspreid liggen en tot op de dag van vandaag verschillende verhalen de ronde doen waar ze vandaan komen, wie ze daar geplaatst heeft en wie ze vervolgens ook weer heeft omgetrokken of geduwd. Van priesters en sheriffs tot buitenaardse wezens, alles is al aan een grondig onderzoek onderworpen maar een duidelijke herkomst hebben de beelden niet. Bovendien zijn de beelden ontzettend zwaar en dus moeilijk te verplaatsen (de hoeden die de Moai ophebben wegen al meer dan 80 ton).
Ook de derde dag op Paaseiland maken we weer een hike van zes uur en deze hike brengt ons langs verschillende Moai. Zo zien we Ahu Akivi (ahu betekent niets meer dan het platform waar de Moai op geplaatst zijn); het enige platform waarop zeven grote Moai met het gezicht naar de oceaan gericht staan. Alle andere Moai op het eiland staan met het gezicht landinwaarts. Dit is onze vuurdoop met de Moai en WAUW, wat zijn ze groot en kolossaal! Als we verder lopen naar de andere beelden genieten we van het landschap en merken we dat we in een totaal andere wereld terecht zijn gekomen; uitgestrekte gebieden waar paarden en koeien je in een rustig tempo onopgemerkt voorbij wandelen, al dan niet vergezeld van een echte rouwe Chileense ruiter.
We krijgen een lift in een pick-up truck van een Chileense familie naar Ahu Tahai waar we genieten van een schitterende zonsondergang. Paaseiland heeft nu al iets bijzonders en het is pas de derde dag dat we op het eiland verblijven. Met benen zo zwaar als lood van twee dagen intensief hiken wandelen we het laatste stukje in het donker via het haventje terug naar de camping waar we het zand van ons afwassen en niet veel later in een diepe slaap vallen...Duiken en Quad rijden
De andere twee dagen laten we het hiken voor wat het is en huren we een quad om de andere kant van het eiland te bekijken. Maar niet voordat Gijs zijn vijfde duik heeft gemaakt in de Stille Oceaan. Gewapend met een dik 5mm wetsuit *het water is maar 20 graden* gaat hij bijna een uur lang de onderwaterwereld van Paaseiland bekijken. Hierbij komen verschillende exotische vissen voorbij en na de Moai op het land gezien te hebben ziet hij ze ook onder water voorbij komen. Een mooie duik op een bijzondere locatie.Wanneer we de boterhammen achter de kiezen hebben halen we onze felrode quad op voor de komende twee dagen en touren we over de oostkust van het eiland. Een enkele keer hebben we moeten schuilen omdat het er met bakken uitviel maar omdat het maar een klein eiland is (ongeveer 20 bij 16 kilometer) trekt de bui ook snel over en hebben we een prachtig uitzicht over de verschillende baaien en alle Moai. Het hoogtepunt van deze dagen is toch wel de Ahu Tongariki, gelegen aan de voet van de Rano Raraku-vulkaan. Vijftien Moai van ongeveer zeven meter hoog toornen ver boven ons uit en met een knap staaltje optisch bedrog weten wij er tijdelijk zeventien Moai van te maken...Na vijf volle dagen op Paaseiland kunnen we met recht zeggen dat we op een heel bijzondere plek ter wereld geweest zijn en we hopen dat ze ooit het mysterie rondom de beelden nog eens op gaan lossen. Het andere bijzondere aan het eiland is dat wij vertrokken op Onafhankelijkheidsdag van Chili *18 september* en laat dat nu juist het grote discussiepunt hier zijn: overal op het eiland staan borden, hangen spandoeken en houden de Polynesiërs (ze noemen zichzelf geen Chilenen) gebouwen ‘bezet' omdat ze onafhankelijk willen zijn van Chili, maar aan de andere kant versieren ze wel het halve eiland en is veel gesloten om de 18e september te vieren... Als we door de man van de camping naar het vliegveld gebracht worden krijgen we als afscheid een ketting met daaraan een Moai. Een mooier gebaar konden we ons niet wensen!Vandaag zijn we dus aangekomen op het vasteland van Zuid-Amerika (Santiago) waar we de komende vijf maanden zullen rondtrekken door Chili, Peru, Bolivia, Ecuador, Argentinië, Uruguay en Brazilië. Vijf maanden lijken lang maar we hebben nog zoveel te zien en te doen. Te beginnen met het noorden van Chili en de zoutvlaktes van Bolivia.. ¡Chau!